• Rust voldoende. Geef je stem ook rust. Praat zo weinig mogelijk en schreeuw zeker niet.
• Vermijd roken en rokerige ruimtes.
• Bevochtig je keel, dit stilt de pijn.
  
  • Zuig op snoepjes (liefst suikervrij).
  • Drink koude dranken of zuig op ijsklontjes.
  • Gorgel met een zoutoplossing (1 afgestreken koffielepel in een glas water).

In sommige gevallen is het noodzakelijk een arts te raadplegen.

• Draag na zonsondergang bedekkende kleding: lange mouwen, een lange broek, sokken en dichte schoenen.
• Smeer onbedekte lichaamsdelen (gezicht, hals, handen en enkels) in met insectenwerende middelen. Middelen waarin DEET (diethyltoluamide) zit helpen het best. Zorg dat je DEET niet in uw mond of ogen krijgt. Smeer bij kinderen geen DEET op de handen. Geen DEET gebruiken bij kinderen onder de 2 jaar. Beperk het gebruik van DEET bij kinderen jonger dan 12 jaar. Lees aandachtig de verpakking.
• Breng eerst zonnecrème aan en een half uur later pas DEET. Denk eraan dat DEET niet zo vaak dient te worden aangebracht.
• Gebruik elektrische antimug-apparaatjes en hang muggengaas aan de ramen.
• Slaap 's nachts in een muggenvrije kamer (liefst met airco) of onder een muskietennet (klamboe). Bij voorkeur één die geïmpregneerd is met een insectenwerend middel. Na een half jaar, maar ook na vier keer wassen, is het insectenwerend middel uitgewerkt. Het muskietennet moet dan opnieuw geïmpregneerd worden. Stop de randen van het muskietennet onder de matras.
  Een geïmpregneerd muskietennet wordt zeker aanbevolen bij:
• bezoek aan gebieden met malariaparasieten die niet gevoelig zijn voor de bestaande geneesmiddelen. Dit is resistente malaria.
• kwetsbare reizigers (bijvoorbeeld zwangeren, kinderen, zeventig-plussers).
• personen die reizen onder primitieve omstandigheden (in de binnenlanden of sloppenwijken).
• bij reizigers die langer dan 4 weken blijven.
• Voor meer informatie over malaria en waar het in de wereld kan voorkomen, neem je best een kijkje op de website van het instituut voor tropische geneeskunde (www.itg.be).

• Besmetting met chlamydia kan voorkomen worden door een condoom te dragen tijdens het vrijen.
• Contacteer steeds je huisarts wanneer de kans bestaat dat je een infectie hebt opgelopen. Ook zonder klachten kun je besmet zijn en anderen besmetten.
• Bij sterk wisselende seksuele partners (jij of je partner) is het aan te raden om je regelmatig te laten testen op Chlamydia en andere soa’s.  
• Laat eerdere partners weten dat je besmet bent. Indien je dit liever niet doet, vraag dan aan je arts om de betrokken persoon in te lichten.  
• Bij besmetting moeten beide seksuele partners, of ex-partners zich laten behandelen.
• Tijdens de zeven dagen durende behandeling ben je nog steeds besmettelijk. Onthoud je binnen deze periode van seksueel contact of gebruik een condoom.

• Gebruik steeds een condoom bij een nieuwe seksuele partner of bij sterk wisselende seksuele contacten. Een condoom verkleint de kans op besmetting met de bacterie maar biedt zeker geen volledige bescherming.
• Verwittig al je bedpartners van de afgelopen zes maanden, zodat zij zo snel mogelijk behandeld kunnen worden. Indien je dit liever niet doet, spreek hier dan over met je arts. Je arts kan je bedpartners dan inlichten, terwijl je anoniem blijft.
• Het is belangrijk dat je vaste partner op hetzelfde moment als je behandeld wordt. Zo vermijd je dat je elkaar steeds opnieuw besmet.
• Je blijft besmettelijk tot ongeveer 1 week na het begin van de behandeling. Vermijd seksueel contact of gebruik in elk geval een condoom.

• Was je vagina niet met zeep. De schaamstreek spoelen met lauw water is voldoende. De binnenkant van de vagina reinigt zichzelf. Indien je toch een wasmiddel verkiest, geef dan de voorkeur aan een product met een neutrale PH. 
• Verwissel maandverband en tampons regelmatig.
• Veeg bij elk toiletbezoek steeds van voor naar achter.
• Houd de schaamstreek schoon en droog. Gebruik geen irriterende producten, bijvoorbeeld:
  
  • vaginale douche, vaginale deodorants.
  • toiletpapier, inlegkruisjes, maandverband of tampons met parfum.
• Vermijd te lang contact met natte stoffen, bijvoorbeeld een badpak of natte sportkledij.
• Draag bij voorkeur katoenen ondergoed.
• Draag broeken die voldoende wijd zitten en vermijd het dragen van panty's.
• Verander van voorbehoedsmiddel indien je huidirritatie krijgt door het gebruik van condooms of glijmiddel.

• Drink voldoende, zeker bij koorts.
• Neem voldoende rust.
• Rook niet en vermijd omgevingen waar gerookt wordt.
• Indien er een antibioticakuur werd voorgeschreven, maakt deze dan ook af. Zelfs als je geen klachten meer heeft. Wanneer bacteriën niet volledig worden bestreden, kunnen ze een opnieuw een infectie veroorzaken.
• Wanneer klachten drie dagen na het starten van de antibioticakuur niet verminderd zijn, contacteer dan opnieuw je arts. 
• Hoestmiddelen en slijmoplossende middelen kunnen de hoest verminderen maar versnellen de genezing niet.

Volgende adviezen kunnen de kans op een longontsteking verkleinen.

• Zorg dat je steeds warme en droge kleding draagt.
• Rook niet. Roken verzwakt de longen en verhoogt het risico op longontsteking.
• Houd je weerstand op peil:
• Eet gezond en gevarieerd
• Neem voldoende nachtrust
• Beweeg voldoende
• Beperk verspreiding van bacteriën en virussen zoveel mogelijk:
• Houd je mond bedekt bij hoesten en niezen.
• Gebruik papieren zakdoeken en gooi ze na elk gebruik in de vuilbak.
• Was regelmatig je handen.
• Griep verzwakt je weerstand, zodat je meer kans hebt op een longontsteking. Laat je eventueel inenten tegen griep.

Er zijn verschillende vaccins die bescherming bieden tegen hersenvliesontsteking. Deze zijn opgenomen in het vaccinatieschema en worden gratis ter beschikking gesteld door de overheid (via kind en gezin, CLB of huisarts).

Wanneer iemand een bacteriële hersenvliesontsteking heeft, kan er beslist worden om de nabije omgeving (gezin, klas, crèche) preventief te laten behandelen met antibiotica. Dit om verdere verspreiding van de bacterie te voorkomen.

Verspreiding  van virussen en bacteriën kan beperkt worden door een goede hygiëne:

• Was je handen regelmatig. Gebruik warm water en zeep.
• Bedek je mond en neus wanneer je moet hoesten of niezen.
• Gebruik papieren zakdoeken en gooi deze meteen na gebruik in de vuilnisbak. Was vervolgens je handen met water en zeep.